Probleemstelling

In de kantine van een sportclub staat een computer. Om de verkoop aan te zwengelen, besluit de penningmeester om met een klantenkaart te werken. Bij de aankoop van snoepgoed (chips, mars, …) krijg je 1 stempel, bij de aankoop van 1 snack (omelet, broodje, croque, …) krijg je 2 stempels en bij 1 warme maaltijd ontvang je 3 stempels.

Het is de bedoeling dat de kassamedewerker ingeeft of het om snoepgoed gaat (“S”), om een snack (“A”) of om een maaltijd (“M”).

Het programma bepaalt hoeveel stempels de klant moet krijgen op de klantenkaart.

Opmerkingen

Je mag ervan uitgaan dat de invoer altijd in hoofdletters gebeurt.
Je hoeft geen rekening te houden met foutieve invoer.

Voorbeeld

Invoer:

S

Uitvoer:

Aantal stempels: 1

Voorbeeld

Invoer:

A

Uitvoer:

Aantal stempels: 2

Voorbeeld

Invoer:

M

Uitvoer:

Aantal stempels: 3