Schrijf een hoofdprogramma dat de naam van twee bestanden inleest, en deze twee bestanden dan mixt en uitschrijft naar twee nieuwe bestanden.
We maken dit concreet met een voorbeeld. Stel dat de gebruiker de bestandsnamen stationnetje.txt1 en paddenstoel.txt2 opgeeft. (Klik om de bestandsinhoud te bekijken.)
Beide bestanden zijn even lang (daar mag je altijd vanuit gaan; test er dus niet op), en bevatten in dit geval een kinderliedje van 8 regels. De twee gemixte bestanden bestaan ook uit 8 regels.
De eerste mix krijgt de naam mix.txt en bevat de oneven regels uit het eerste bestand, afgewisseld met de even regels uit het tweede bestand. Met andere woorden:
De tweede mix krijgt de naam mix_bis.txt en bevat de oneven regels uit het tweede bestand, afgewisseld met de even regels uit het eerste bestand.
Run het programma, en ga dan kijken bij de bestanden van het project: vind je het bestand mix.txt? Wat staat er in dat bestand?
Tip: als je het resultaat van dit concrete voorbeeld kan zingen, is de oefening gelukt.
Twee bestandsnamen, gescheiden door een spatie.
Niets (er zullen wel twee nieuwe bestanden in het project te vinden zijn)
Invoer:
stationnetje.txt paddenstoel.txt
Uitvoer:
Inhoud van bestand mix.txt:
in een klein stationnetje vol met witte stippen ...