Een tijdstip (bv. 11:51:40) bestaat uit een aantal uren (11), een aantal minuten (51) en een aantal seconden (40).
Opdracht
Gegeven twee tijdstippen op dezelfde dag (bv. 12:34:56 en 21:43:07).
Het tweede tijdstip valt later dan het eerste tijdstip.
Schrijf een programma dat berekent hoeveel seconden er tussen beide tijdstippen zitten.
Het programma …
- leest als volgt de 2 tijdstippen in:
- het programma vraagt naar de uren horend bij het eerste tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. u1).
- het programma vraagt naar de minuten horend bij het eerste tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. m1).
- het programma vraagt naar de seconden horend bij het eerste tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. s1).
- het programma vraagt naar de uren horend bij het tweede tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. u2).
- het programma vraagt naar de minuten horend bij het tweede tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. m2).
- het programma vraagt naar de seconden horend bij het tweede tijdstip en kent deze waarde toe aan een variabele (bv. s2).
- berekent op basis van de ingevoerde tijdstippen de tijd die er tussen de tijdstippen zit (uitgedrukt in aantal seconden).
- drukt de berekende waarde af op het scherm.
Invoer
Het eerste tijdstip bestaat uit 3 natuurlijk getallen u1, m1 & s1.
Het tweede tijdstip bestaat uit 3 natuurlijke getallen u2, m2 & s2.
Waarbij geldt:
- 0 <= u1, u2 <= 23
- 0 <= m1, m2 <= 59
- 0 <= s1, s2 <= 59
Uitvoer
Eén natuurlijk getal dat overeenkomt met de tijd (in seconden) tussen deze 2 tijdstippen.
Voorbeeld 1
Situatie
Tijdstip 1 –> 12:23:34
Tijdstip 2 –> 12:23:44
Invoer
12
23
34
12
23
44
Uitvoer
10
Voorbeeld 2
Situatie
Tijdstip 1 –> 14:07:58
Tijdstip 2 –> 23:56:02
Invoer
14
7
58
23
56
02
Uitvoer
35284