👀 Voorbeeld - Kast
Stel je voor dat je de afmetingen van je kast wilt weergeven. Dit kan gedaan worden met een tupel van drie elementen: breedte, hoogte en diepte.
Hier is hoe je dit kunt doen:
# een kast met breedte 117 cm, hoogte 180 cm en diepte 50 cm kast = (117, 180, 50) print(kast)
In dit voorbeeld hebben we een tupel genaamd
kast
, dat de drie dimensies van de kast bevat. De waarden in de tupel zijn de breedte (117 cm), de hoogte (180 cm) en de diepte (50 cm). Wanneer we deprint()
functie gebruiken om het tupel weer te geven, zien we de drie waarden in de opgegeven volgorde.
💡 Hint
Merk op dat het aantal elementen in een tupel nooit verandert. Een kast heeft drie dimensies (breedte, hoogte en diepte) en zal geen vierde dimensie bijkrijgen na verloop van tijd. Dit maakt tupels ideaal voor situaties waarin je met vaste hoeveelheden gegevens werkt.
💡 Hint
De volgorde van de elementen in een tupel is belangrijk. We weten dat bij de afmetingen van een kast de breedte, hoogte en diepte in een specifieke volgorde moeten worden weergegeven. Als we bijvoorbeeld de volgorde omdraaien (
kast = (50, 180, 117)
), kan dit verwarring veroorzaken over welke waarde welke dimensie vertegenwoordigt.
👀 Voorbeeld - Kast in het geheugen
Een tupel wordt in het geheugen opgeslagen door de elementen op een willekeurige plaats achter elkaar te plaatsen.
💡 Hint
Een tupel wordt typisch gebruikt wanneer de volgorde van de elementen van belang is en het aantal elementen vastligt. Dit maakt tupels een goede keuze voor het opslaan van gerelateerde gegevens zoals afmetingen, coördinaten of andere gerelateerde waarden.
💻 Programmeeroefening - Datum
Schrijf een programma dat een variabele bevat met de datum 10 juni 1954, in de vorm van een tupel (in cijfers). Denk eraan dat je de elementen in de juiste volgorde plaatst.
Print de waarde van deze variabele vervolgens.