Loops (of iteraties) worden gebruikt om een stuk code een aantal keer herhaaldelijk te laten uitvoeren.
Hier leren we de for loops met een range() gebruiken.
Bij deze range(n) loops gebruik je een variabele x (integer) die je laat variƫren tussen 0 en n-1. In totaal wordt de code in de for loop dus n keer uitgevoerd.
for x in range(10):
print("hallo")
#uitvoer:
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
hallo
Je kan de variabele x zelf natuurlijk ook gebruiken in deze code. Zo krijg je telkens een andere uitvoer
for x in range(10):
print(2*x)
#uitvoer:
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Als je de loop wil laten beginnen bij een andere waarde dan 0, gebruik dan 2 parameters bij de range:
for x in range(5,10):
print(x)
#uitvoer:
5
6
7
8
9