Je hebt gezien hoe je getallen kan opslaan in de computer door een variabele te gebruiken. Getallen zijn echter niet de enige soorten gegevens die er bestaan. Python maakt onderscheid tussen heel wat soorten gegevens, en daarnaast kan je ook nog zelf een soort gegeven creëren. Daarom zullen we voor nu focussen op slechts 3 soorten (klik op de soort om uitleg erover te krijgen):
1
, 2
, 35
, -4
, 0
, ...
Een float is een kommagetal. Dit zijn dus getallen zoals 5,2
, 11,83
, -9,125
, 2,0
, ...
De naam komt in dit geval niet van het Engelse woord voor kommagetal (dat zou decimal number zijn), maar juist voor hoe dit soort getallen in de computer geïmplementeerd worden. Daar zullen we echter hier niet op focussen.
Belangrijk bij een float is dat er in heel veel landen een punt .
gebruikt wordt voor kommagetallen, waaronder in Engelstalige landen. Aangezien programmeertalen in het Engels zijn, moeten we hier dus ook rekening mee houden. Het kommagetal 5,2
schrijven we dus als 5.2
. Dit heb je misschien al wel eerder gezien op je rekentoestel tijdens je lessen wiskunde.
String is een Engels woord voor reeks. In dit geval staat het voor een reeks van karakters (bijvoorbeeld letters). Dit is dus bijvoorbeeld een woord zoals hallo
, een zin zoals Python is een programmeertaal.
, of zelfs maar één letter zoals L
. Maar ook leestekens zijn karakters, dus @%!?*
is ook een string. Zelfs een spatie (
) is een karakter!
Speciaal aan een string is dat we het altijd tussen aanhalingstekens "
moeten zetten, anders weet de computer niet waar de string eindigt en een variabele (waar je iets in hebt opgeslagen) begint. In Python mag je ook een enkel aanhalingsteken '
gebruiken. De voorbeelden die hier gegeven waren worden dus:
"hallo"
of 'hallo'
"Python is een programmeertaal."
of 'Python is een programmeertaal.'
"L"
of 'L'
"@%!?*"
of '@%!?*'
Maak 3 variabelen aan:
x
waarin je de integer 18
in opslaat,y
waarin je de float 2,7
in opslaat (let op een punt in plaats van een komma),z
waarin je de string Ik schrijf code in Python!
in opslaat (let op de aanhalingstekens).