De determinatiecoëfficiënt wordt gedefinieerd door
\[R^2 = 1-\frac{\text{SSE}}{\text{SSTot}}=\frac{\text{SSR}}{\text{SSTot}}.\]Het is dus de fractie van de totale variabiliteit in de steekproef-uitkomsten die verklaard wordt door het geschatte regressieverband.
Een grote \(R^2\) is meestal een indicatie dat het model potentieel tot goede predicties kan leiden (kleine SSE), maar de waarde van \(R^2\) is slechts in beperkte mate indicatief voor de p-waarde van de test \(H_0:\beta_1=0\) vs \(H_1:\beta_1\neq0\).
\(R^2\) vormt een maat voor de predictieve waarde van de verklarende variabele. Dat wil zeggen dat ze uitdrukt hoe goed de verklarende variabele de uitkomst voorspelt. \(R^2\) is steeds gelegen tussen \(0\) en \(1\). Een waarde gelijk aan 1 geeft aan dat er geen residuele variatie is rond de regressielijn en dat de uitkomst dus een perfect lineaire relatie met de predictor vertoont. Analoog impliceert een \(R^2\) waarde van 0 dat er geen associatie is tussen de uitkomst en de predictor.
Vaak wordt er verkeerdelijk beweerd dat een lineair regressiemodel slecht is wanneer de determinatiecoëfficiënt klein is (bvb. \(R^2=0.2\)). Wanneer het doel van de studie erin bestaat om de uitkomst te voorspellen o.b.v. verklarende variabele, dan is een hoge \(R^2\) inderdaad vereist omdat er bij een lage waarde veel variabiliteit op de uitkomsten overblijft, die niet wordt opgevangen door de verklarende variabele. Wanneer het doel van de studie er echter in bestaat om het effect van een blootstelling op de uitkomst te bepalen, dan is een lineair regressiemodel goed zodra het correct de associatie beschrijft tussen de uitkomst enerzijds en de blootstelling anderzijds. Wanneer blootstelling zwak geassocieerd zijn met de uitkomst, dan wordt een kleine \(R^2\)-waarde verwacht, zelfs wanneer een correct regressiemodel wordt gebruikt.
summary(lm2)
##
## Call:
## lm(formula = log2S100A8 ~ log2ESR1, data = brca)
##
## Residuals:
## Min 1Q Median 3Q Max
## -1.94279 -0.66537 0.08124 0.68468 1.92714
##
## Coefficients:
## Estimate Std. Error t value Pr(>|t|)
## (Intercept) 23.401 1.603 14.60 3.57e-15 ***
## log2ESR1 -1.615 0.150 -10.76 8.07e-12 ***
## ---
## Signif. codes: 0 '***' 0.001 '**' 0.01 '*' 0.05 '.' 0.1 ' ' 1
##
## Residual standard error: 1.026 on 30 degrees of freedom
## Multiple R-squared: 0.7942, Adjusted R-squared: 0.7874
## F-statistic: 115.8 on 1 and 30 DF, p-value: 8.07e-12
In de output voor het borstkankervoorbeeld zien we een \(R^2\)=0.79 en kunnen we besluiten dat 79% van de variabiliteit in de \(\log_2\)-S100A8 expressie kan worden verklaard door de \(\log_2\)-ESR1 expressie-waarden.
De kwadratensommen vormen de basis van een belangrijke klasse van hypothesetesten. De \(F\)-teststatistiek wordt gedefinieerd als
\[F = \frac{\text{MSR}}{\text{MSE}}\]met
\[\text{MSR} = \frac{\text{SSR}}{1} \text{ en } \text{MSE} = \frac{\text{SSE}}{n-2}.\]MSR wordt de gemiddelde kwadratensom van de regressie genoemd. De noemers 1 en \(n-2\) zijn de vrijheidsgraden van SSR en SSE. Ze kan worden gebruikt om de nulhypothese \(H_0: \beta_1=0\), dat er geen associatie is tussen de uitkomst (response) en de blootstelling (predictor) te evalueren t.o.v de alternatieve hypothese \(H_1: \beta_1\neq0\).
Onder \(H_0: \beta_1=0\) volgt de teststatistiek
\[H_0:F = \frac{\text{MSR}}{\text{MSE}} \sim F_{1,n-2},\]een F-verdeling met 1 vrijheidsgraad in de teller en n-2 vrijheidsgraden in de noemer.
De teststatistiek kan enkel gebruikt worden voor het testen tegenover \(H_1:\beta_1\neq 0\) (tweezijdig alternatief), waarvoor de \(p\)-waarde gegeven wordt door
\[p = P_0\left[F\geq f\right]=1-F_F(f;1,n-2),\]de kans onder de nulhypothese om een test statistiek F te bekomen die ten minste zo extreem is als de waarde f die werd geobserveerd in de steekproef, \(F_F(.;1,n-2)\) de cumulatieve distributie is van een F-verdeling met 1 vrijheidsgraad in de teller en n-2 vrijheidsgraden in de noemer. De kritieke waarde op het \(\alpha\) significantieniveau is \(F_{1,n-2;1-\alpha}\).
De kwadratensommen en de F-test worden meestal in een zogenaamde variantie-analyse tabel of een anova tabel gerapporteerd.
Df | Sum Sq | Mean Sq | F value | Pr(\>F) | |
---|---|---|---|---|---|
Regressie | vrijheidsgraden SSR | SSR | MSR | f-statiestiek | p-waarde |
Error | vrijheidsgraden SSE | SSE | MSE |
De anovatabel voor het borstkanker voorbeeld kan als volgt in de R-software worden bekomen
anova(lm2)
## Analysis of Variance Table
##
## Response: log2S100A8
## Df Sum Sq Mean Sq F value Pr(>F)
## log2ESR1 1 121.814 121.814 115.8 8.07e-12 ***
## Residuals 30 31.559 1.052
## ---
## Signif. codes: 0 '***' 0.001 '**' 0.01 '*' 0.05 '.' 0.1 ' ' 1
We besluiten dus dat er een extreem significant lineair verband is tussen de \(\log_2\) ESR1 expressie en de \(\log_2\) S100A8 expressie. De \(F\)-test is tweezijdig. Door te kijken naar het teken van \(\hat\beta_1\) (\(\hat\beta_1=-1.615\)) kunnen we tevens besluiten dat er een negatieve associatie is tussen beiden. Merk op dat de \(p\)-waarde van de \(F\)-test en de \(p\)-waarde van de tweezijdige \(t\)-test exact gelijk zijn. Voor het enkelvoudig lineair regressie-model zijn beide testen equivalent!