De programmeertaal R is geoptimaliseerd om met verschillende gegevens tegelijkertijd te werken. Hiervoor moeten we de gegevens opslaan binnen een vector. Hieronder zie je hoe een vector opgeslagen wordt in de variabele lengte.
lengte <- c(waarde_1, waarde_2, ..., waarde_n)
Dit lijkt wat op een lijst die je kent vanuit Python, doch zijn er subtiele verschillen.
lengte = [waarde_1, waarde_2, ..., waarde_n]
Opgelet!
Net als in Python kan je de aparte elementen ophalen. Het grote verschil met Python (en veel andere programmeertalen) is dat de indexen in R niet vertrekken van 0, maar vanaf 1!
Het eerste element uit een vector
lengtemet lengtenselecteer je dus vialengte[1]en het laatste element vialengte[n].
Tip
Waarom wordt
c()gebruikt en nietv()van vector? Dit komt omdatc()staat voor combine. In R kan je gemakkelijk vectoren combineren, zo geldt er datc(c(1, 2), c(3,4))gelijk is aanc(1, 2, 3, 4).
De lengtes van de Belgische basketballspelers uit de 3x3 Lions1 en de 3x3 Cats2 staan in onderstaande tabel.
| Naam speler | Geslacht | Lengte (in cm) |
|---|---|---|
| Thibaut Vervoort | M | 198 |
| Bryan De Valck | M | 195 |
| Dennis Donkor | M | 193 |
| Casper Augustijnen | M | 202 |
| Laure Resimont | F | 185 |
| Becky Massey | F | 186 |
| Julie Vanloo | F | 172 |
| Ine Joris | F | 185 |
Maak de variabelen genaamd lengtes_mannen en lengtes_vrouwen aan en ken de gegevens uit de tabel hieraan toe.
Combineer deze variabelen in één enkele variabele lengtes. (Zie bovenstaande tip)
Gebruik indexering om de lengte van de vijfde speler uit deze vector weer te geven.