Proloog

De stelling van Pythagoras geeft een verband tussen de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek. Noemt men de lengten van rechthoekszijden, de zijden die aan de hoek van 90° liggen, $a$ en $b$ , en de lengte van de schuine zijde, de zijde die niet aan de rechte hoek grenst, de hypotenusa $c$, dan is de bekende wiskundige vorm van de stelling:

• Indien de stelling niet is voldaan kan je stellen dat het een niet rechthoekige driehoek betreft.

  Oefening

  Je krijgt de lengte van de drie zijdes van een driehoek $a,b,c$ Je mag ervan uitgaan dat: $a<=b<=c$ steeds geldig is.

Als uitvoer wensen we de informatie of het hier gaan om een gelijkbenig driehoek en of een rechthoekige driehoek.

Voorbeeld

Invoer

                
            2
2
4

Output

                
            Gelijkbenig en niet rechthoekig