Dictionaries (of Woordenboeken in het Nederlands) lijken in de eerste plaats op lijsten (zie vorig hoofdstuk): ook hier kan je per variabele meerdere items opslagen in het geheugen maar er is 1 groot verschil.
Een lijst kan je raadplegen met behulp van de index-nummers (0,1,2,3 enz) of aan de inhoud (maar dan moet je die inhoud weten).
Dat is niet altijd handig, als je bijvoorbeeld niet weet wat de gebruiker gaat invullen...
Een dictionary bestaat uit keys en bijhorende values. Je kan deze keys opvragen of de value per key aanpassen en opvragen.
Bv: in een game heb je een vijand:
Alien = {“health”:100, “attack”:4, ”defense”:2, ”speed”:30}
- Alien is de naam van de dictionary
- Een dictionary start en stopt met een =-teken en { } -haakjes
- health is de eerste key, aangezien dit een woord is, schrijf je deze tussen " "
- dan volgt een :
- 100 is de waarde die aan de key health gekoppeld is
- een key met value eindigt met een komma
- herhaal de stappen voor de volgende keys
In dit voorbeeld krijgen alle vijanden die als “Alien” geregistreerd staan deze kenmerken.
Als de vijand geraakt wordt door een kogel zal de value van de key health verlagen.
We nemen onze Alien later wel terug op, maar voor nu bekijken we een ander voorbeeld:
auto1 = {"merk": "Seat", "model": "Ibiza", "bouwjaar": 2016, "kleur":"zwart", "elektrisch": False}
Merk op dat je meerdere soorten values kan hebben: cijfers, woorden (tussen "") en ook True/False.
Een (grote) dictionary kan al snel onleesbaar worden door alle aanhalingstekens, komma's en dubbele punten... Daarom kan je een dictionary ook zo schrijven:
auto1 = {
"merk": "Seat",
"model": "Ibiza",
"bouwjaar": 2016,
"kleur":"zwart",
"elektrisch": False
}
PS: let op de inspringing, deze zou automatisch moeten gebeuren als je na de { op enter drukt