In de wiskunde wordt het vlak met een cartesisch coördinatenstelsel in vier kwadranten verdeeld, tegen de wijzers van de klok in. Men gebruikt hiervoor de Romeinse cijfers I, II, III en IV. De punten op de assen zelf behoren tot geen enkel kwadrant.
Schrijf een functie kwadrant( x, y )
die gegeven een x en y-coördinaat het kwadrant van dat punt bepaalt. Het resultaat van deze functie is I
, II
, III
, IV
of 0
indien het punt niet tot een kwadrant behoort.
Vraag aan de gebruiker vervolgens een x en y-coördinaat en geef het kwadrant af weer op het scherm.
Bij de invoer 1
en 5
verschijnt er:
Het punt ( 1 , 5 ) behoort tot het I e kwadrant.
Bij de invoer -1
en -5
verschijnt er:
Het punt ( -1 , -5 ) behoort tot het III e kwadrant.
Bij de invoer 0
en -5
verschijnt er:
Het punt ( 0 , -5 ) behoort tot geen enkel kwadrant.