Op de eerste regel staat het aantal testgevallen. Daarna volgen er per
testgeval een aantal regels. De eerste daarvan bevat het aantal trips dat
geanalyseerd moet worden (1 ≤ AT < 10000). Daarna volgen AT regels
met informatie over 1 trip, namelijk het nummer van de persoon (1 ≤
persoonNummer ≤ 1000) gevolgd door het nummer van het startstation
en het nummer van het eindstation (1 ≤ stationNummer ≤ 100), telkens
gescheiden door 1 spatie.
Voorbeeldinvoer:
3
1
1 1 4
4
1 3 4
1 1 2
2 3 4
2 2 1
10
1 4 1
1 1 3
1 3 1
4 4 3
2 4 2
2 4 3
1 2 1
1 3 2
1 2 3
1 1 3
Voor elk testgeval is er 1 regel uitvoer die start met het nummer van het test- geval (startend bij 1) gevolgd door de informatie van de stations geordend volgens het meest aantal reizigers en bij een gelijk aantal reizigers volgens oplopend stationsnummer. De informatie van elk station bevat het stations- nummer gevolgd door het aantal reizigers dat dit station gebruikt tussen ronde haakjes. De info van de verschillende stations worden gescheiden door 1 spatie.
voorbeelduitvoer:
1 1(1) 4(1)
2 1(2) 2(2) 3(2) 4(2)
3 3(3) 4(3) 2(2) 1(1)