Voeg de Java Main Class Oef12 toe aan je project.

In het type char kan je één karakterteken bewaren. Dat kan een kleine letter, een grote letter, een cijfer, een leesteken maar ook een niet-afprintbaar teken zijn (bijvoorbeeld de return of een newline).

In Java zijn er 65536 (=216) verschillende Unicodeset-tekens, maar we beperken ons tot 128 (=27) ASCII-tekens. Intern wordt elk karakterteken opgeslaan als een geheel getal, we noemen dit de 'ASCII-code'. De ASCII-tekens zijn de eerste 128 tekens (van 0 tot 127) en bevatten alle letters, hoofdletters, cijfers, leestekens en een aantal niet-afdrukbare tekens.

Kopieer eerst in de main-methode van je klasse de code die je onderaan vindt (in het venster 'indienen'). Vul dan aan op de puntjes, zodat volgende output verschijnt:

De ASCII-code van de letter a is 97
De ASCII-code van de hoofdletter A is 65
Het verschil tussen de ASCII-codes is 32
De ASCII-code van de letter c is 99
De positie van de letter c in het alfabet is 3
De ASCII-code van het cijfer 1 is 49
Alle ASCII-tekens :
0...***
[hier werd tekst weggelaten]
97...a***
98...b***
99...c***
[hier werd tekst weggelaten]
125...}***
126...~***
127...***
De laatste regels hebben de volgende structuur: eerst een getal, dan drie puntjes, dan het teken dat het gegeven getal als ASCII-waarde heeft, dan drie sterretjes. Die puntjes en sterretjes zijn toegevoegd om ook witruimtes en niet-afdrukbare `zichtbaar' te maken.

Opmerking. Het is NIET de bedoeling om de ASCII-codes van de karaktertekens expliciet te gebruiken, laat staan ze van buiten te kennen. We gebruiken dus nergens in onze code het getal $$97$$ als we de letter a en/of zijn ASCII-code bedoelen.