In de programma’s die je tot nu toe geprogrammeerd hebt, kon het gebeuren dat meerdere keren dezelfde actie uitgevoerd werd. Denk hierbij aan:

Het opvragen of tonen van gegevens is een complexe actie die je nooit van naaldje tot draadje geprogrammeerd hebt. In Python maak je gebruik van de ingebouwde (of ‘voorgeprogrammeerde’) functies input() en print().

Functie

Een functie is een herbruikbaar blok code die één specifieke taak uitvoert en die je op meerdere plaatsen in je programma kan oproepen.

  • Een functie heeft een naam zodat je de functie kan oproepen.
  • Aan een functie geef je nul of meerdere waarden mee. Dit noemt men argumenten.
  • Een functie geeft altijd één waarde terug. In Python kan dit ook None zijn. De teruggegeven waarde noemt men ook de retourwaarde.

In het onderstaande diagram wordt een functie en het gebruik van een functie getoond.

functie

Functie

Het inwendige of de code van een functie werd zwart gemaakt. Je hoeft immers niet te weten hoe de functies input() of print() geprogrammeerd werden. Vandaar dat men soms zegt dat een functie een black-box is.

Wanneer je een functie oproept, kan je waarden of argumenten meegeven. Die argumenten worden doorgegeven aan speciale variabelen die de functie kan gebruiken om berekeningen te maken: parameters. Een functie kan nul of meerdere parameters hebben.

Het onderste blokje van een functie wijst erop dat een functie één waarde teruggeeft. Dat kan een int, float of string zijn. Maar evengoed meerdere waarden in één complexere gegevensstructuur. Dat laatste zal je later leren.

Programma

Links in het diagram wordt de functie gebruikt in een programma. Op deze plaats geef je aan de functie argumenten mee en wacht het programma. Het programma gaat terug verder wanneer