De reeks van Fibonacci is \(1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, ...\) De reeks begint met 2x het getal 1. Elk volgend getal is de som van de twee voorgaande.
Schrijf een functie fibonacci(n)
die een integer n groter dan 0 als parameter neemt. De functie berekent het n-de fibonacci getal, gebruik makende van recursie.
print(fibonacci(1))
print(fibonacci(2))
print(fibonacci(3))
print(fibonacci(4))
1
1
2
3