Je werkt voor de weerdienst en je moet een programma schrijven dat de weercode bepaalt op basis van twee factoren:
neerslag en windsnelheid.
Het programma moet beslissen welke waarschuwingscode er vandaag geldt.
De weercodes zijn:
Groen: Het is veilig om buiten te zijn. Geen neerslag en lage windsnelheid.
Geel: Het weer is niet optimaal, er is neerslag maar de wind is rustig.
Oranje: Het weer is gevaarlijker; er is neerslag en harde wind.
Rood: Het weer is zeer gevaarlijk, met neerslag en zeer sterke wind. Blijf binnen!
Voorwaarden voor de weercodes:
Groen: Er is geen neerslag
Geel: Er is wel neerslag, met een windsnelheid tot en met 100 km/u.
Oranje: Er is neerslag en windsnelheden vanaf 101 km/u tot en met 130 km/u.
Rood: Er is neerslag met windsnelheden boven de 130 km/u.
De opdracht:
Vraag de gebruiker of er neerslag is vandaag (antwoord: "ja" of "nee").
Als er neerslag is, vraag dan naar de windsnelheid in km/u.
Bepaal op basis van de ingevoerde waarden welke weercode er geldt, en geef deze weer aan de gebruiker.
Invoer
1 regel of 2 regels:
eerste regel het woord "ja" of "nee"
tweede regel (als antwoord in regel 1 een "ja" was): een geheel getal tussen 0 en 250
Uitvoer
1 regel: de kleurcode die bij de opgegeven waardes ligt
Voorbeeld 1
Invoer:
nee
Uitvoer:
Weercode: groen
Voorbeeld 2
Invoer:
ja
110
Uitvoer:
Weercode: Oranje