Een variabele is een plaats in het geheugen van de computer die een naam heeft gekregen en waarin je een waarde kunt opslaan.
Om een variabele te creëren in Python moet je een naam voor de variabele kiezen
waaraan je een waarde “toekent” door gebruik te maken van het
is-gelijk-teken (=
). In het Engels heet dit een “assignment” en het is-gelijk-teken
wordt ook wel de “assignment operator” genoemd.
Aan de linkerkant van het is-gelijk-teken zet je de variabele naam;
aan de rechterkant de waarde die je wilt opslaan in de variabele.
Voorbeeld:
x = 5
print( x )
In deze code gebeuren twee dingen.
Ten eerste wordt er een variabele gecrëerd met de naam x
waaraan de waarde 5 wordt toegekend. Ten tweede wordt
de inhoud van de variabele x
op het scherm getoond door middel van print()
.
Merk op dat print( x )
niet de letter x
toont, maar de waarde die in
de variabele x
is opgeslagen.
Je kunt je de variabele x
voorstellen als een doos waarop je een x
hebt geschreven
zodat je hem later gemakkelijk terug kunt vinden. Je kunt iets in de doos stoppen
(slechts één ding tegelijkertijd) en je kunt de inhoud ervan bekijken.
Je kunt naar de inhoud van de doos refereren door de naam te gebruiken
die je op de doos noteerde. De term “variabele” duidt op de variabele naam, dus de
letter x
op de doos. De term “waarde” duidt op de waarde die is
opgeslagen in de variabele, dus de inhoud van de doos.
Aan de rechterkant van het is-gelijk-teken kun je alles plaatsen wat een
waarde oplevert. Dit hoeft dus niet een getal te zijn, maar mag ook een
berekening zijn, een string, of een aanroep van een functie die een
waarde oplevert (bijvoorbeeld de int()
functie).
Wanneer je de eerste keer in je programma een waarde toekent aan een specifieke variabele naam, wordt de variabele gecreëerd. Als je later een andere waarde aan dezelfde variabele toekent, wordt de eerste waarde “overschreven.” In de metafoor van de doos: je maakt de doos leeg en stopt er iets nieuws in. Een variabele bevat altijd de laatst-verkregen waarde. Bekijk onderstaande voorbeelden en bedenk telkens wat er gebeurt.
x = 5
print( x )
x = 7 * 9 + 13 # overschrijft de vorige waarde van x
print( x )
x = "En nu iets heel anders..."
print( x )
x = int( 15 / 4 ) - 27
print( x )
Als een variabele is aangemaakt (en dus een waarde heeft) kun je hem overal in je code gebruiken waar je waarden gebruikt. Je kunt bijvoorbeeld de variabele gebruiken in een berekening.
x = 2
y = 3
print( "x =", x )
print( "y =", y )
print( "x * y =", x * y )
print( "x + y =", x + y )
Je kunt de inhoud van een variabele kopiëren in een andere variabele, via de assignment operator.
x = 2
y = 3
print( "x =", x, "en y =", y )
# Verwissel de waardes van x en y via z
z = x
x = y
y = z
print( "x =", x, "en y =", y )
Je kunt ook de variabele zelf gebruiken aan de rechterkant van het is-gelijk-teken. Dit kan uiteraard alleen indien de variabele op dat moment reeds bestaat en er dus reeds een waarde aan toegekend was. De rechterkant van een assignment wordt altijd volledig geëvalueerd voordat de toekenning plaatsvindt.
x = 2
print( x )
x = x + 3
print( x )
Het is uiteraard evident dat een variabele gecreëerd moet zijn voordat je hem kunt
gebruiken. De volgende code geeft een foutmelding omdat dagen_per_jaar
nog
niet gecreëerd was voordat hij gebruikt wordt in de eerste regel:
print( dagen_per_jaar )
dagen_per_jaar = 365