Schrijf een programma zowel de beginwaarde, als de eindwaarde en de optelwaarde aan de gebruiker laat.

Invoer

Een regel met een geheel getal (beginwaarde),
gevolgd door een regel met het tweede gehele getal (de eindwaarde).
Ten slotte een derde regel met de optelwaarde (ook geheel getal)

Uitvoer

de cijfers onder elkaar op een aparte regel

Voorbeeld 1

Invoer:

10
20
2

Uitvoer:

10
12
14
16
18

Voorbeeld 2

Invoer:

5
13
3

Uitvoer:

5
8
11