In deze oefening vertrekken we van een gegeven dictionary met punten voor de verschillende onderdelen van dit vak. De sleutel is de naam van de student en de waarde voor elke student is opnieuw een dictionary met als sleutel de benaming van het onderdeel en als waarde de punten (op 20). Als de student afwezig was voor een onderdeel, dan ontbreekt dit in de dictionary. De dictionary ziet er bijvoorbeeld zo uit:

{ 
    "Berry Westra": { "Theorie": 12, "Recursie": 14, "Oefeningen": 18},
    "Mike Lawrence": { "Theorie": 8, "Recursie": 6, "Oefeningen": 9},
    "Victor Mollo": { "Theorie": 12, "Recursie": 4, "Oefeningen": 14},
    "Michel Lebel": { "Theorie": 18},
    "Terence Reece": { "Recursie": 4, "Oefeningen": 14}
}

Opgave

Voorbeeld

>>> punten = { 
    "Berry Westra": { "Theorie": 12, "Recursie": 14, "Oefeningen": 18},
    "Mike Lawrence": { "Theorie": 8, "Recursie": 6, "Oefeningen": 9},
    "Victor Mollo": { "Theorie": 12, "Recursie": 4, "Oefeningen": 14},
    "Michel Lebel": { "Theorie": 18},
    "Terence Reece": { "Recursie": 4, "Oefeningen": 14}
}
>>> eindcijfer(punten)
{'Berry Westra': 16, 'Mike Lawrence': 8, 'Victor Mollo': 11, 'Michel Lebel': 4, 'Terence Reece': 8}
>>> groepeer(punten)
{4: {'Michel Lebel'}, 8: {'Mike Lawrence', 'Terence Reece'}, 11: {'Victor Mollo'}, 16: {'Berry Westra'}}