Opgave
Ik heb twee watertonnen, eentje aan de westkant van mijn huis, de andere
aan de oostkant. Aan de westkant regent het meer op mijn dak, en aan de
oostkant ligt mijn groetentuin die meer water nodig heeft ... Ik heb dus een
verbinding gemaakt tussen mijn twee watertonnen om de overschot van de
ene in de andere te laten overlopen. Dat is niet perfect gelukt: volgens de
wet van de communicerende vaten had die verbinding best onder de twee
tonnen gelegen en zo laag mogelijk in die tonnen aangesloten, maar ja, ik
heb mijn best gedaan.
Ik wil toch graag - op basis van de verbinding - een
goed beeld hebben van wat de tonnen bevatten. Een beetje vereenvoudigd:
stel dat de tonnen leeg zijn en in de ene komt W regen terecht en in de andere
O, hoeveel bevatten de twee tonnen? Die tonnen zijn identiek en liggen
exact even diep in de grond. Om het proces wat te vereenvoudigen doen
we alsof de verbinding tussen de twee tonnen aanvankelijk gesloten is en
nadat het gestopt is met regenen, openen we die verbinding. We gebruiken
een abstractie waarbij W en O gemeten worden in het aantal centimeter dat
de tonnen gevuld zijn. We kennen ook de hoogte (boven de bodem) van de
verbinding in de W en de O ton: HW en HO, ook in centimeter, maar niet
noodzakelijk gelijk. Hoe hoog staat het water in elk van mijn tonnen nadat
de verbinding geopend is ?
Een kleine kanttekening: door de verbinding tussen de twee tonnen kan
wel water van de ene naar de andere vloeien, maar de verbinding is wel
geïdealiseerd, in de zin dat er in de verbinding zelf geen water zit. Doe
gewoon alsof de verbinding infinitesimaal dun is.
Je krijgt als invoer W, O, HW en HO
Invoer
De eerste regel stelt het aantal testgevallen voor. Per testgeval volgt één
regel met daarop de vier getallen W, O, HW en HO, gescheiden door een
blanco. De som (W + O) is altijd een veelvoud van 2 en het antwoord zal
dus altijd uit gehele getallen bestaan.
Voorbeeldinvoer:
38
6 10 4 10
10 6 10 4
6 10 4 9
10 6 9 4
10 6 10 4
6 10 4 10
10 0 11 0
0 10 0 11
10 0 10 0
0 10 0 10
10 0 9 0
0 10 0 9
10 0 8 0
0 10 0 8
10 0 5 0
0 10 0 5
10 0 5 5
0 10 5 5
10 0 4 0
0 10 0 4
10 0 11 10
0 10 10 11
10 0 10 10
0 10 10 10
10 0 9 10
0 10 10 9
10 0 8 10
0 10 10 8
10 0 5 10
0 10 10 5
10 0 4 10
0 10 10 4
10 6 4 10
6 10 10 4
9 5 6 10
5 9 10 6
10 6 9 8
6 10 8 9
Uitvoer
Per testgeval druk je één regel af: die begint met het volgnummer van het
testgeval. Dan komt de inhoud van de westton en daarna de inhoud van
de oostton, in centimeter. Die getallen worden gescheiden door één blanco.
Als de twee tonnen een gelijke inhoud hebben, dan druk je enkel gelijk af.
Voorbeelduitvoer:
1 6 10
2 10 6
3 7 9
4 9 7
5 10 6
6 6 10
7 10 0
8 0 10
9 10 0
10 0 10
11 9 1
12 1 9
13 8 2
14 2 8
15 gelijk
16 gelijk
17 gelijk
18 gelijk
19 gelijk
20 gelijk
21 10 0
22 0 10
23 10 0
24 0 10
25 10 0
26 0 10
27 10 0
28 0 10
29 10 0
30 0 10
31 10 0
32 0 10
33 10 6
34 6 10
35 9 5
36 5 9
37 9 7
38 7 9
Onderstaande tekeningen illustreren geval 1 en 2 van de invoer: de stippellijn
is de hoogte van het water. De schuine streep symboliseert de verbinding
tussen de twee tonnen. De X is het gesloten kraantje tussen de twee tonnen.