Slicen van een string

In een vorig hoofdstuk hebben we het gehad over de indexering van strings.
Je kan deze indexen gebruiken om strings te splitsen (= “slicen”). Je krijgt dan een substring.
Slicing doe je door meer dan 1 cijfer in te vullen tussen de vierkante haakjes, gescheiden met een :

Vb:

    Naam = “Bervoets”
    print (Naam[1:4])
geeft als uitvoer: “erv”

Het cijfer voor het dubbelpunt is de startindex van de substring, het tweede cijfer is de TOT-index.
Dus in het voorbeeld bestaat de substring uit de indexen 1-2-3 van de hoofdstring.
Let op: ook hier mag je geen te hoog cijfer gebruiken om een “out of range” te vermijden. Maar er is een trucje voor (zie hieronder)

Er zijn verschillende opties:
  • Naam[:4] -> is hetzelfde als [0:4], dus vanaf het begin tot index 4
  • Naam[4:] -> start vanaf index 4 tot en met het einde van de string (geen out of range)
  • Naam[1:8:2] -> start vanaf index 1, tot 8 maar slaagt een index over (dus 1,3,5,7)
  • Naam[::-1] -> Draait een string om. Dus “Hallo” wordt “ollaH”


  • Opdracht

    De gebruiker vult een naam of woord in. Het programma splits dit woord op in 2 helften en print deze onder elkaar uit.
    Als het woord uit een oneven aantal tekens bestaat: is het eerste deel korter dan het tweede deel.

    Invoer

    1 woord

    Uitvoer

    twee regels die elk de helft van het ingevoerde woord tonen

    Voorbeeld 1

    Invoer:

    Dodona

    Uitvoer:

    Dod
    ona

    Voorbeeld 2

    Invoer:

    Hallo

    Uitvoer:

    Ha
    llo