Vraag 22: Conclusie (1)

Welke conclusie is juist op basis van de gevonden regressiecoëfficiënten en betrouwbaarheidsintervallen uit vraag 21?

  1. Er is op het 5%-significantieniveau een extreem significante associatie tussen de KPNA2-expressie en de histologische klasse bij patiënten met niet-aangetaste lymfeklieren (p-waarde « 0,001). Wanneer lymfeklieren niet worden verwijderd, is de genexpressie gemiddeld 3.18 keer hoger voor patiënten met histologische klasse 3-tumoren dan voor patiënten met klasse 1-tumoren (95% BI [2.26, 4.47]).
  2. Er is op het 5%-significantieniveau geen associatie tussen de KPNA2-expressie en de histologische klasse bij patiënten met niet-aangetaste lymfeklieren (p-waarde > 0.05). Wanneer lymfeklieren niet worden verwijderd, is de genexpressie gemiddeld 3.18 keer hoger voor patiënten met histologische klasse 3-tumoren dan voor patiënten met klasse 1-tumoren (95% BI [2.26, 4.47]).
  3. Er is op het 5%-significantieniveau een extreem significante associatie tussen de KPNA2-expressie en de histologische klasse bij patiënten met niet-aangetaste lymfeklieren (p-waarde « 0,001). Wanneer lymfeklieren niet worden verwijderd, is de genexpressie gemiddeld 1.58 keer hoger voor patiënten met histologische klasse 3-tumoren dan voor patiënten met klasse 1-tumoren (95% BI [1.12, 2.22]).
  4. Er is op het 5%-significantieniveau een extreem significante associatie tussen de KPNA2-expressie en de histologische klasse bij patiënten met niet-aangetaste lymfeklieren (p-waarde « 0,001). Wanneer lymfeklieren niet worden verwijderd, is de genexpressie gemiddeld 1.86 keer hoger voor patiënten met histologische klasse 3-tumoren dan voor patiënten met klasse 1-tumoren (95% BI [1.32, 2.61]).