Deze oefening werkt niet verder op de voorgaande.
Als invoer krijg je \(n\) (\(\in \mathbb{N}\)).
Als uitvoer wensen we twee spaties gevolgd door “|”, gevolgd door nog één spatie en vervolgens de getallen 1 t.e.m. \(n\). tussen elk getal dient er een spatie te zijn (allemaal op dezelfde lijn). Op een tweede lijn uitvoer wensen we dat de tekst onderlijnt is met “=”.
Kijk goed naar het voorbeeld om de uitvoer te begrijpen.
5
| 1 2 3 4 5
=============