Schrijf een programma dat een tijdstip (0–11) op een analoge klok vraagt en een aantal uren (een natuurlijk getal). De klok wordt nu dit aantal uren doorgedraaid. Bereken de hoek tussen de kleine en de grote wijzer en toon je antwoord. Schrijf minstens één lijn commentaar en gebruik minstens twee variabelen.
Invoer:
Geef het tijdstip waarop de klok wordt verder gedraaid: 2
Geef het aantal uur waarop de klok wordt verder gedraaid: 5176
Uitvoer:
180