Stel dat je een programma geschreven hebt dat het gemiddelde van twee getallen berekent.
getal_1 = float(input("Geef een getal: "))
getal_2 = float(input("Geef een getal: "))
gemiddelde = (getal_1 + getal_2) / 2
Je hebt nu een aantal mogelijkheden om het resultaat tonen op het scherm.
print(f"Het gemiddelde van {getal_1} en {getal_2} is {gemiddelde}.")
print("Het gemiddelde van", getal_1, "en", getal_2, "is", gemiddelde, ".")
str()
-functieWil je een string maken waarin je de waarde van de variabelen getal_1
, getal_2
en gemiddelde
gebruikt, dan moet
je de getallen eerst omzetten naar string. Python weet immers niet of je het plusteken gebruikt om getallen op te tellen
of strings te concateneren.
Van int of float naar string
Om een integer of float om te zetten naar een string gebruik je de
str()
-functie.
Een voorbeeld:
resultaat = "Het gemiddelde van " + str(getal_1) + " en " + str(getal_2) + " is " + str(gemiddelde) + "."
print(resultaat)
Deze optie is te vermijden. Maar je moet wel het gebruik van de str()
-functie onthouden!