Een frequentietabel houdt bij hoeveel keer een bepaald element in een verzameling voorkomt. In deze oefening wordt aan de gebruiker gervaagd om 20 gehele getallen in te geven tussen 0 (inbegrepen) en 5 (niet-inbegrepen), gescheiden door een newline. In de frequentietabel wordt het corresponderende element met 1 verhoogd. Nadat deze 20 getallen werden ingelezen en verwerkt, wordt de volledige frequentietabel uitgeschreven naar de console.
Zoals je zal merken speelt de typesetting een rol bij de validatie van de oefening: zet na de mededeling Geef 20 getallen tussen 0 en 5: geen spatie; de input van het eerste getal wordt immers op een nieuwe regel verwacht, dus zou die spatie overbodig zijn.
Twintig getallen tussen 0 en 5. Eén getal per regel, gescheiden door een newline.
De inhoud van de resulterende frequentietabel, na elk element komt er een spatie voor de leesbaarheid.
Invoer:
Geef 20 getallen tussen 0 en 5: 2 1 1 4 [... dan nog 15x een 4 ...] 1
Uitvoer:
0 3 1 0 16