Het lichaam heeft cholesterol nodig om goed te functioneren, zie cholesterol-waarden1. Er zijn twee belangrijke soorten cholesterol:
LDL staat bekend als “slechte” cholesterol. Als je teveel LDL in je bloed hebt, dan kan dit aan de wanden van je bloedvaten gaan kleven en ophopen. De bloedvaten vernauwen dan, waardoor het hart harder zijn best moet doen om dezelfde hoeveelheid bloed rond te pompen door het lichaam. Een te hoog LDL-cholesterol heeft daarom tot gevolg dat je een hoge bloeddruk kunt krijgen. Daarnaast kun je door te veel LDL-cholesterol last krijgen van aderverkalking en het letterlijk dichtslibben van je aders.
HDL staat bekend als “goede” cholesterol. HDL werkt LDL als het ware tegen. HDL zorgt ervoor dat de kans op hart- en vaatziekten wordt verkleind. Vastgezet LDL-cholesterol kan door HDL weer worden losgemaakt, waardoor de dikte van de aderwanden in balans blijft ten opzichte van de bloeddruk. Je moet je voorstellen dat het LDL-cholesterol zich stevig vasthoudt aan kleine beschadigingen in je bloedwand, vandaar het dichtslibben, en dat als er een HDL-cholesteroldeeltje langskomt het het LDL-cholesterol weer meeneemt. Op die manier worden je bloedvaten schoon gehouden van LDL-cholesterol.
Je kunt je totale cholesterol berekenen als: LDL+HDL.
In de tabel hieronder zie je de interpretatie van de cholesterol-waarden (gecorrigeerd).
Schrijf een programma dat de waarde inleest voor LDL en HDL, op twee afzonderlijke regels. Je mag veronderstellen dat er correcte gehele getallen worden ingelezen. Daarna bereken je de totale cholesterol, en schrijf je de juiste melding: “Optimaal”, “Bijna te hoog”, “Hoog”. Je hebt dus niet alle tabellen nodig!
Je mag veronderstellen dat gehele getallen worden ingegeven voor LDL en HDL. Beperk het gebruik van if
- dit wordt gecontroleerd in Dodona.
Voor LDL=180 en HDL=40 lees je de getallen 180 40 in op afzonderlijke regels.
>>> main()
Bijna te hoog