Boris wil zijn kamer opnieuw schilderen. Hij heeft berekend dat de totale oppervlakte van de muren in zijn kamer 48 m² is. Hij weet dat hij 2 lagen verf moet aanbrengen en dat hij 10 m² kan verven met 1 liter verf. Een pot verf van 1 liter kost 35 euro. Een pot verf van 4 liter kost 110 euro.
Boris wil zo weinig mogelijk geld uitgeven. Schrijf een programma dat berekent hoeveel potten verf van 4 liter en hoeveel van 1 liter hij moet kopen. Het programma toont deze hoeveelheden op één lijn (eerst het aantal potten van 4 liter, dan het aantal van 1 liter). Op een volgende lijn toont het programma de totale prijs van de verf.