Gegeven:
Ouders maken even grote zakjes snoep voor hun kinderen als verrassing. De afspraak is dat elk kind elke dag hetzelfde aantal snoepjes mag eten. Elke ouder kiest zelf hoeveel snoepjes dat zijn.
Ze willen weten:
- hoeveel volle dagen hun kind snoep kan eten;
- hoeveel snoepjes er overblijven na die dagen.
Gevraagd:
Schrijf een programma dat:
- het aantal snoepjes per dag vraagt;
- het totaal aantal snoepjes in het zakje (of de doos) vraagt;
- berekent hoeveel volle dagen het kind snoep krijgt;
- berekent hoeveel snoepjes er daarna nog overblijven;
- het resultaat afdrukt in dezelfde vorm als in het voorbeeld.
Voorbeeld
Voor invoer:
2
15
Verschijnt er:
Het kind kan 7 dag(en) snoep eten.
Er blijven 1 snoepjes over.