Schrijf een programma dat op het secretariaat van Sint-Jozef kan gebruikt worden om te berekenen hoeveel soepbonnetjes een leerling moet krijgen, en hoeveel euro hij/zij moet terugkrijgen.
Eén bonnetje kost 0,70 euro.
Het betaalde bedrag zal ingegeven worden als een decimaal getal.
Invoer:
Vraag naar het bedrag dat je zal betalen aan het secretariaat.
Uitvoer:
Op de eerste lijn geef je het (maximaal) aantal soepbonnetjes weer dat je zal krijgen.
“Je zal … soepbonnetjes krijgen.”
Op de tweede lijn geef je weer hoeveel euro je moet terugkrijgen. Dit bedrag wordt afgerond op twee cijfers na de komma.
“Je krijgt … euro terug.”