Computers zijn prachtige machines. De meeste machines (auto’s, televisies, magnetrons) zijn gemaakt voor een specifiek doel dat ze effectief en efficiënt kunnen bereiken. Computers daarentegen zijn doelloze machines, die alles wat je maar wilt aangeleerd kunnen krijgen. De kunde die je in staat stelt om computers te laten doen wat je wilt, heet “programmeren.”
In iedere wetenschappelijke richting en in elk beroep, moeten mensen vandaag de dag omgaan met grote hoeveelheden data. Zij die in staat zijn de kracht van computers in te zetten om gebruik te maken van die data, met andere woorden, zij die kunnen programmeren, zijn veel beter in staat hun beroep uit te oefenen dan zij die dat niet kunnen. Ik durf zelfs te stellen dat in de zeer nabije toekomst zij die niet kunnen programmeren niet meer arbeidsgeschikt zijn. Daarom zie ik het als een noodzaak dat iedereen tijdens zijn of haar opleiding leert programmeren.
Programmeren betekent niet alleen dat je weet wat programmeerregels doen; het betekent ook dat je kunt denken als een programmeur, en dat je problemen kunt analyseren vanuit het perspectief dat ze opgelost moeten worden door een computer. Deze vaardigheden kun je niet leren uit een boek. Je kunt ze alleen leren door daadwerkelijk programma’s te maken.
Dit boek is geschreven om je de basis van de Python 3 computertaal te leren. Studenten leren met dit boek niet alleen de taal te gebruiken, maar doen er ook oefeningen mee.
Het boek is niet alleen bedoeld voor studenten die vanuit zichzelf al kunnen en willen programmeren. Het is ook en misschien zelfs vooral bedoeld voor hen voor wie programmeren een vreemde taak is. De teksten in dit boek zijn vaak uitgebreider dan je in andere boeken tegenkomt, en proberen problemen te voorzien die je tegen kunt komen wanneer je nieuwe concepten probeert te begrijpen.