Op basis van de boxplots in Figuur 42 zien we dat de variantie gelijk lijkt te zijn tussen de verschillende behandelingsgroepen. Er is een indicatie dat het gemiddeld prostacycline niveau verschilt tussen de behandelingsgroepen. In het bijzonder voor de hoge dosisgroep H (50 eenheden). Er zijn geen grote verschillen in de interkwartiel range (box-groottes). De QQ-plots in Figuur 43 tonen geen grote afwijkingen aan van Normaliteit. De QQ-plot geeft een indicatie dat mogelijks een outlier voorkomt in groep L. Deze wordt echter niet door de boxplots gesignaleerd.
We kunnen dus volgend statistisch model voorop stellen:
met
De onderzoeksvraag kan nu vertaald worden in termen van het model. De onderzoekers wensen aan te tonen dat het arachidonzuur niveau een effect heeft op de gemiddelde prostacycline concentratie in het bloed.
Dat vertaalt zich in volgende nulhypothese, de arachidonzuurconcentratie heeft geen effect op het gemiddelde prostacycline niveau bij ratten,
en de alternatieve hypothese dat er een effect is van de arachidonzuurconcentratie op het gemiddelde prostacycline niveau bij ratten. Dat betekent dat minstens twee gemiddelden verschillend zijn
Of letterlijk: er bestaat minstens één koppel behandelingsgroepen (j en
k) waarvoor het gemiddelde prostacycline niveau
Een naïeve benadering zou zijn om de nulhypothese op splitsen in partiële hypothesen
Waarbij de gemiddelden tussen de groepen twee aan twee worden
vergeleken. Met deze procedure zouden we elk van deze partiële
hypothesen kunnen testen met een two-sample
In dit hoofdstuk zullen we methoden introduceren om