Een landbouwer heeft een veld van $$b$$ meter breed en $$l$$ meter lang. Dit veld levert $$c$$ kubieke meter graan per hectare op (1 hectare = 10.000 vierkante meter). De landbouwer heeft een aantal cilindervormige graansilo's waarin hij zijn oogst opslaat. Elke graansilo heeft een straal van $$r$$ meter en hoogte van $$h$$ meter.
De waarden van $$b$$, $$l$$, $$c$$, $$r$$ en $$h \in \mathbb{R}$$, in die volgorde en elk op een afzonderlijke regel.
Twee regels. Op de eerste regel staat het aantal graansilo's dat de landbouwer nodig heeft om zijn oogst op te slaan. Op de tweede regel staat de hoogte van de oogst in de laatste graansilo, die eventueel slechts gedeeltelijk gevuld is.
Invoer:
503.3
623.4
5.5
2.1
5.6
Uitvoer:
3
1.255694726337511
Invoer:
3.1415926535897931
16
100000
4
10
Uitvoer:
1
10.0