Een variabele in Python kun je zien als een doos waar je een waarde in stopt en een label op plakt. Je kunt de inhoud van de doos veranderen, vandaar de naam ‘variabele’ (van ‘variëren’). In werkelijkheid is een variabele een plaats in het geheugen van de computer waar je een waarde kan bijhouden zodat je die waarde op een later moment in het programma terug kan opvragen en gebruiken.
Opgelet
Je kan slechts 1 waarde opslaan in een variabele!
Het maken van een variabele, ook wel ‘declareren’ genoemd, is heel eenvoudig in Python.
Je kiest een naam (het label) en je gebruikt de toekenningsoperator (het =-teken) om er een waarde (de inhoud van de doos) aan toe te kennen.
De waarde aan de rechterkant wordt opgeslagen in de variabele aan de linkerkant.
# We maken een variabele genaamd naam en geven die de waarde "Lisa".
naam = "Lisa"
# We maken een variabele genaamd leeftijd en geven die de waarde 25.
leeftijd = 25
Nu zijn er twee “dozen” in het geheugen van je computer: één met het label naam en de waarde “Lisa”, en één met het label leeftijd en de waarde 25. We leggen later uit waarom Lisa tussen quotes staat.
Je kunt de waarde van een variabele op elk moment veranderen. Je gebruikt simpelweg weer het =-teken
om een nieuwe waarde toe te kennen. De oude waarde wordt dan overschreven.
# De variabele leeftijd heeft nu de waarde 25
leeftijd = 25
# We veranderen de waarde van leeftijd naar 26
leeftijd = 26