In de lessen wiskunde werd de exponentiële functie reeds behandeld. Denk maar aan een functie waarbij de waarden steeds verdubbelen: 1, 2, 4, 8, 16, … Dit stijgt zeer snel, vandaar ook de uitdrukking exponentiële stijging.

Er is echter een andere wiskundige bewerking, genaamd tetratie, die nog sneller stijgt. Dit wordt als volgt gedefinieerd:

Definitie

Voor twee natuurlijke getallen \(\mathsf{a}\) en \(\mathsf{n}\) geldt er dat de tetratie van \(\mathsf{a}\) en \(\mathsf{n}\), genoteerd als \(\mathsf{{^{n}a}}\), gedefinieerd wordt als:

\[\mathsf{{^{n}a} = {a^{a^{\cdot^{\cdot^{a}}}}}}\]

met \(\mathsf{n-1}\) machtsverheffingen. Dit wordt ook genoteerd als \(\mathsf{a \uparrow \uparrow n}\)

Er geldt bijvoorbeeld \(\mathsf{{^{4}2} =2\uparrow\uparrow 4= {2^{2^{2^{2}}}} = 2^{2^{4}} = 2^{16} = 65536 }\).

Een ander voorbeeld \(\mathsf{{^{3}3} =3\uparrow\uparrow 3= {3^{3^{3}}} = 3^{27} = 7625597484987}\).

Opgave

Schrijf een programma dat in volgorde de getallen a en n vraagt en vervolgens de tetratie \(\mathsf{{^{n}a}}\) uitrekent.

Voorbeelden

Bij invoer 2 en 4 verschijnt er:

2 ↑↑ 4 is gelijk aan 65536

Bij invoer 3 en 3 verschijnt er:

3 ↑↑ 3 is gelijk aan 7625597484987

Tips

  • Hoe pak je het aan indien je \(\mathsf{{^{3}2}}\) wil uit rekenen? Probeer dit eens op papier.
  • Kopieer dit symbool voor je uitvoer: ↑