Schrijf een Prolog predicaat dat verschillijsten roteert. rotate/2 moet waar zijn als de geroteerde variant van de verschillijst in het eerste argument de verschillijst is in het tweede argument. Je mag er van uitgaan dat de tail van de verschillijst in het eerste argument aan de input nog ongebonden is.

Zo wordt 1,2,3,4 bijvoorbeeld 2,3,4,1

?- rotate([1,2,3,4|X]-X,B-[]).
X = ...,
B = [2, 3, 4, 1].