Jullie hebben in de lessen wiskunde de sinusfunctie reeds uitvoerig onder de loep genomen. In deze oefening kijk je naar de eenvoudige sinusfunctie:
\[\mathsf{f(x) = sin(x)}\]Schrijf een programma dat twee x-waarden (kommagetallen) aan de gebruiker vraagt (in radialen natuurlijk).
Vervolgens onderzoekt je programma of hier een nulpunt van de sinusfunctie tussen zit. Je geeft dit weer en zorgt dat de kleinste x-waarde steeds eerst wordt getoond. Opgelet, je moet de eventuele nulpunten tussen de twee waarden niet bepalen, maak hier in je programma dan ook geen gebruik van.
Bij achtereenvolgende invoer 0.5
en 1.8
verschijnt er:
Er ligt geen nulpunt tussen 0.5 en 1.8
Bij achtereenvolgende invoer -0.5
en 1.8
verschijnt er:
Er ligt minstens één nulpunt tussen -0.5 en 1.8
Bij achtereenvolgende invoer 3.18
en -3.18
verschijnt er:
Er ligt minstens één nulpunt tussen -3.18 en 3.18
Tip
Bereken van elke x waarde het corresponderende beeld met de
math.sin()
functie, als het ene beeld negatief en het andere beeld positief is, wat kan je dan besluiten?