Opgave
Het veelal parate woorddeel (VPW) van een verzameling van teksten is de
langste substring die in minstens een opgegeven aantal van deze teksten
voorkomt.
Bijvoorbeeld, het VPW met ondergrens 2 voor de teksten
is ‘aabc’ aangezien deze substring in minstens 2 teksten (de ondergrens dus) terug te vinden is.
VPW(2,{’aaabc’, ’aabcaa’, ’aacbcdd’}) = {’aabc’}
Voor ondergrens 3 zijn de substrings ‘aa’ en ‘bc’ de VPWs.
VPW(3,{’aaabc’, ’aabcaa’, ’aacbcdd’}) = {’aa’, ’bc’}
Invoer
De eerste regel bevat het aantal testgevallen N. Per testgeval volgen er dan
twee regels met de ondergrens O en het aantal teksten A. Je mag ervan uit
gaan dat 2 ≤ A ≤ 100 en 2 ≤ O ≤ A. Vervolgens volgen er A regels met de
teksten van het testgeval. De teksten bestaan uit minimaal 1 en maximaal
100 letters.
Voorbeeldinvoer
4
2
3
aaabc
aabcaa
aacbcdd
3
3
aaabc
aabcaa
aacbcdd
2
2
axaaaaxxxxaaa
aaaaaabxxxxbaaa
2
2
aaa
bbb
Uitvoer
Elk testgeval wordt afgedrukt op een nieuwe regel. Elke regel begint met
geval N gevolgd door een spatie en alle gevonden veelal parate woorddelen,
gescheiden door een spatie indien meerdere gevonden. De gevonden veelal
parate woorddelen worden alfabetisch geordend in de uitvoer geplaatst.
Indien er geen substring gevonden wordt, druk je ‘ONMOGELIJK’ af.
Voorbeelduitvoer:
1 aabc
2 aa bc
3 aaaa xxxx
4 ONMOGELIJK