Schrijf een programma waar je jouw resultaten voor het vak wiskunde kan ingeven. Je geeft eerst in hoeveel procent je haalde op het dagelijks werk. Vervolgens geef je in hoeveel procent je haalde op het examen. Als je enkel een tekort hebt op dagelijks werk geeft het programma aan dat je remediëringsoefeningen moet maken. Als je enkel een tekort hebt bij het examen, geeft het programma aan dat je jouw examen moet komen inkijken. Heb je voor beide een tekort, dan geeft het programma aan dat je zowel remediëringsoefeningen moet maken, als het examen moet komen inkijken.

Invoer:

Uitvoer:

“Je hebt een tekort voor DW. Maak remediëringsoefeningen.”

of

“Je hebt een tekort voor EX. Kom het examen inkijken.”

of

“Je hebt zowel voor DW als EX een tekort. Maak remediëringsoefeningen en kom het examen inkijken.”