Werken met tekst in Python
In Python verwijst de term "strings" naar een datatype (of variabele) dat wordt gebruikt om tekstuele gegevens te verwerken.
Een string is in feite een reeks karakters die samen een tekst vormen.
In Python worden strings gedefinieerd door tekst tussen enkele of dubbele aanhalingstekens te plaatsen.
Naam = “Alex”
Naam2 = ‘Bervoets’
Er is geen verschil tussen de enkele of dubbele aanhalingstekens. Maar je moet dezelfde soort gebruiken voor de start en het einde van de string.
Waarom zijn er 2 soorten? Er zijn woorden waarbij je die enkele of dubbele wilt opnemen in de variabele.
Vb: It’s time -> deze zet je tussen de dubbele want anders weet Python niet waar de string begint en eindigt. “It’s time”
Denk eraan: met een string kan je geen berekeningen maken. Maar een string kan je dan weer wel splitsen. Je kan twee of meer strings ook samenvoegen met de +
Een string heeft net zoals een list indexen: elk teken heeft vaste plaats in de string, beginnende bij de index 0
Vb: “Alex” bevat 4 tekens. De “A” heeft index 0, de “l” index 1 enz…
Je kan ook van achter starten met de index -1
Opgelet: als je een foute (te hoge) index geeft, krijg je een foutmelding (
index out of range)
Vb:
Naam = “Alex”
print (Naam[2])
geeft als resultaat “e”
Naam = “Alex”
print (Naam[8])
error: index out of range
Opdracht:
Onze school werkt met een codesysteem voor leerkrachten: Alex Bervoets heeft vb de code BEAL.
Deze code verkrijg je door de eerste twee letters te nemen van de achternaam en dan de eerste twee van de voornaam.
Gegeven: een voornaam en een achternaam. Beide bestaan uit 1 woord, gescheiden door een spatie.
Opdracht: maak de juiste code
(ps: de hoofdletters lossen we in het volgende hoofdstuk op)
Invoer
1 regel: de voornaam en de achternaam (beiden bestaan uit 1 woord, gescheiden met een spatie)
Uitvoer
Een regel die de juiste code toont
Voorbeeld
Invoer:
Alex Bervoets
Uitvoer:
BeAl