Een rondo (ook: rondeau of rondeel) is een vers- en muziekvorm die ontstaan is tijdens de middeleeuwen, waarbij een hoofdthema — het zogenaamde rondothema — telkens als een soort refrein terugkeert. De tussenliggende delen, die andere thema's bespelen, worden dan de coupletten genoemd. Tijdens het classicisme was de opeenvolging van refreinen en coupletten vaak symmetrisch, en werden patronen gebruikt van de vorm ABA of ABACABA.
Dit soort symmetrische patronen kan makkelijk geconstrueerd worden op basis van de volgende procedure. De procedure start met de meest eenvoudige vorm A van een symmetrisch patroon, die het hoofdthema voorstelt. Het volgende patroon wordt steeds bekomen door de volgende letter van het alfabet aan het vorige patroon toe te voegen, en daarachter nogmaals het vorige patroon te herhalen. Op die manier krijgen we achtereenvolgens A, ABA, ABACABA, ABACABADABACABA, ….
Veronderstel dat we bovenstaande constructieprocedure lang genoeg blijven herhalen totdat we een symmetrisch rondopatroon krijgen van de vorm ABACABADABACABA…. Wat is dan het deelpatroon dat start op positie $$p$$ en $$l$$ delen lang is?
De eerste regel van de invoer bevat een getal $$t \in \mathbb{N}$$ dat aangeeft hoeveel gevallen er volgen. Daarna volgen nog $$2t$$ regels, omdat elk geval omschreven wordt door twee getallen $$p, l \in \mathbb{N}$$ die elk op een afzonderlijke regel staan. Hierbij geldt dat $$p \leq 5000$$ en $$l \leq 20$$.
Schrijf voor elk geval het deelpatroon uit van een voldoende lang symmetrisch rondopatroon dat start op positie $$p$$ en $$l$$ delen lang is. Hierbij spreken we af dat het eerste refrein A van het symmetrisch rondopatroon op positie 1 staat.
Invoer:
3
3
1
6
4
7
5
Uitvoer:
A
BADA
ADABA