Er bestaan vier verschillende bloedgroepen: A, B, AB of O. Welke bloedgroep jij hebt, wordt bepaald door piepkleine proteïnen (of eiwitten) die zich op het oppervlak van je rode bloedcellen bevinden. Om het verhaal nog iets ingewikkelder te maken, bestaat er nog een tweede indeling van bloedtypes: de rhesusfactor. De rhesusfactor is een specifiek eiwit dat je wel of niet op je rode bloedcellen hebt. Heb je dit eiwit, dan ben je rhesus-positief (bv. A+ of O+), zoals ongeveer 85% van alle Europeanen. Heb je dit eiwit níét, dan behoor je tot de kleine groep mensen (15%) die rhesus-negatief is.
Het aandeel van elke bloedgroep en rhesusfactor in de Belgische bevolking vinden we in dit artikel1 terug.
Bloedgroep | Rhesusfactor | Percentage |
---|---|---|
A | + | 34% |
A | - | 6% |
B | + | 8,5% |
B | - | 1,5% |
O | + | 38,25% |
O | - | 6,75% |
AB | + | 4,25% |
AB | - | 0,75% |
Maak onderstaand schijfdiagram van deze gegevens.
Je merkt dat de labels een samenvoegsels zijn van de vector type
en percentage
. Dit doe je door in een nieuwe variabele bloedlabels
de functie paste0()
te gebruiken als volgt paste0(type," (", percentage, "%)")
. Deze functie plakt de variabelen aan elkaar (zonder een spatie tussen te voegen).
Tip
Gebruik opnieuw de functie
rainbow()
om de verschillende kleuren automatisch aan te laten maken.