Opdracht
Gegeven een kalenderdag (bv. 14 maart)
Schrijf een programma dat de volgende kalenderdag (15 maart) op het scherm toont.
Een bestaande kalenderdag wordt ingevoerd aan de hand van twee natuurlijke getallen.
Het eerste getal duidt de maand aan, het tweede getal de dag. (14 maart –> maand = 3; dag = 14)
Een mogelijke aanpak
Het programma …
- vraagt de gebruiker naar een eerste natuurlijk getal dat de maand van een kalenderdag voorstelt. (bv. maand, m, …)
- vraagt de gebruiker naar een tweede natuurlijk getal dat de dag van een kalenderdag voorstelt. (bv. dag, d, …)
- bepaalt welke de volgende kalenderdag is.
- drukt de volgende kalenderdag als volgt af op het scherm:
- Een eerste getal dat de maand waarin die volgende kalenderdag valt aanduidt (een natuurlijk getal van 1 tot en met 12).
- Het tweede getal dat de dag aanduidt (een natuurlijk getal van 1 tem …).
- Beide getallen verschijnen op een afzonderlijke regel.
Invoer
Twee natuurlijke getallen.
- Het eerste getal duidt de maand (een natuurlijk getal van 1 tot en met 12) aan.
- Het tweede getal duidt de dag in die maand (een natuurlijk getal van 1 tem …) aan.
- We gaan er vanuit dat het geen schrikkeljaar is.
- Elk getal wordt ingevoerd op een afzonderlijke regel.
Uitvoer
Twee natuurlijke getallen die de volgende dag voorstellen.
- Het eerste getal duidt de maand waarin die volgende dag valt (een natuurlijk getal van 1 tot en met 12) aan.
- Het tweede getal duidt de dag (een natuurlijk getal van 1 tem …) aan.
Elk getal verschijnt op een afzonderlijke regel.
Voorbeeld 1
Invoer
7
12
(12 juli)
Uitvoer
7
13
(13 juli)
Voorbeeld 2
Invoer
2
28
(28 februari)
Uitvoer
3
1
(1 maart)
Voorbeeld 3
Invoer
12
31
(31 december)
Uitvoer
1
1
(1 januari)