Unix bestandssystemen gebruiken verschillende bestandstypes1, waarbij elk bestandstype aangeduid wordt door één enkel karakter:
karakter | bestandstype |
---|---|
- | gewone bestanden |
b | blokgebaseerde randapparaten (block devices) |
c | karaktergebaseerde randapparaten (character devices) |
d | directories |
p | named pipes (FIFOs) |
l | symbolische links |
s | sockets |
Dit is telkens ook het eerste karakter op elke regel in de lange oplijsting van het commando ls -l of in de derde kolom als je de actie -ls gebruikt bij het commando find.
Vul het volgende Unix commando aan zodat naar stdout een overzicht wordt uitgeschreven van het aantal bestanden per bestandstype onder de /dev directory. In dit overzicht moeten de bestandstypes opgelijst worden in dalende volgorde van het aantal gevonden bestanden van dat type. Als er bestandstypes zijn die evenveel bestanden hebben, dan moeten die in alfabetische volgorde opgelijst worden.
$ find /dev ! -name "mqueue" -ls | … 7 c 6 l 3 d
Het gedeelte van het commando dat reeds gegeven werd (het commando find), vindt ook de verborgen bestanden onder de opgegeven directory.
Met behulp van het commando cut kan je een bepaald gedeelte van een regel selecteren. Twee belangrijke opties zijn -f en -d. De eerste optie geeft aan dat de regels in velden moeten opgedeeld worden, waardoor het commando cut met deze velden kan werken in plaats van met individuele karakters. Standaard wordt het tab karakter gebruikt als veldscheidingsteken. Met de optie -d kan je echter een alternatief veldscheidingsteken opgeven.
Ga na waarvoor de commando's tr, sort en uniq kunnen gebruikt worden.
Dien enkel het stuk van het commando in dat moet ingevuld worden op de plaats van de drie puntjes (…).