Volgens het atoommodel van Bohr houden de elektronen van een atoom zich op in een aantal schillen rondom de kern. Elke schil heeft daarbij een verschillend energieniveau en kan een beperkt aantal elektronen bevatten. De elektronen van een stabiel atoom zitten in de schillen met de laagst mogelijke energie.

Schillen worden volgens toenemende afstand tot de kern voorgesteld door de letters K, L, M, N, O, P en Q. Het rangnummer wordt het schilnummer n genoemd. Een schil met rangnummer n kan maximaal $$2n^2$$ elektronen bevatten, zoals aangegeven in de onderstaande tabel (deze regel is geldig voor $$n = 1$$ tot en met $$n = 4$$, terwijl $$n = 5, 6, 7$$ telkens maximaal 32 elektronen heeft):

schil K L M N O P Q
nummer $$(n)$$ 1 2 3 4 5 6 7
maximale bezetting ($$\leq 2n^2$$) 2 8 18 32 32 32 32
cumulatieve bezetting 2 10 28 60 92 124 156

Gegeven het aantal elektronen van een atoom dat zich in stabiele toestand bevindt. Wat is dan de buitenste gevulde schil? In stabiele toestand worden de schillen van binnen naar buiten opgevuld. Een natriumatoom heeft bijvoorbeeld elf elektronen. In de stabiele toestand zitter er dus 2 elektronen in de K-schil, 8 in de L-schil en het laatste elektron zit in de M-schil.

Invoer

Het aantal elektronen $$e$$ in een atoom, waarbij $$1 \leq e \leq 156$$.

Uitvoer

De naam van de buitenste schil als het atoom zich in stabiele toestand bevindt, weergegeven op basis van de volgende template: "De M-schil is de buitenste schil van een stabiel atoom met 11 elektronen.". De cursieve fragmenten moeten uiteraard correct ingevuld worden op basis van de gegevens uit de invoer.

Voorbeeld

Invoer:

11

Uitvoer:

De M-schil is de buitenste schil van een stabiel atoom met 11 elektronen.