In deze oefening zul je met strings en string-formatting werken.
Schrijf een programma dat een zin inleest, hieruit de naam van de persoon en het codewoord haalt en deze weergeeft, zoals in het onderstaande voorbeeld. Je mag er vanuit gaan dat het toverwoord steeds tussen aanhalingstekens (“) zal staan en dat de zin steeds volgens dezelfde structuur is opgebouwd.
Hieronder volgen enkele voorbeelduitvoeringen van de opgave. De tekst in het rood stelt invoer van de gebruiker voor en wordt logischerwijs niet uitgeprint door je programma.
Geef de zin die het toverwoord bevat.
Mijn naam is Jan en mijn toverwoord is "wovertoord".
Het toverwoord van Jan is "wovertoord". De lengte van het toverwoord is 9 letters.
Geef de zin die het toverwoord bevat.
Mijn naam is Emma en mijn toverwoord is "programmeren".
Het toverwoord van Emma is "programmeren". De lengte van het toverwoord is 12 letters.
s
geeft s[3]
de karakter terug op positie met indexnummer 3.s
kan men gebruik maken van de methode s.index(substring)
om de indexpositie te vinden van een substring binnen de string s