Aan alle data kan je een data type toekennen: gaat het om een tekst, om een geheel getal, … . Het data type moet gedefinieerd worden zodat het programma er mee kan werken. De drie belangrijkste data types die je op dit moment moet kennen zijn strings, integers, en floats.
Een string is een tekst, die bestaat uit nul of meerdere tekens tussen
aanhalingstekens. Je mag zowel dubbele als enkele aanhalingstekens
gebruiken, bijvoorbeeld: "appel"
is equivalent met 'appel'
.
Uitzondering hierop: als in de tekst een enkel aanhalingsteken voorkomt, moet je de tekst tussen dubbele aanhalingstekens plaatsen vb "mango's"
is een correcte string, 'mango's'
niet en kan problemen geven in de code. Analoog voor een dubbel aanhalingsteken in een string.
Ter info: Python herkent alleen “rechte” aanhalingstekens en niet “ronde.” Tekstverwerkers gebruiken soms ronde aanhalingstekens. Als je dus om wat voor reden dan ook Python code kopieert vanuit een tekstverwerker kan dit mogelijk problemen geven.
Integers zijn gehele getallen die positief, negatief, of nul kunnen zijn. Er is een zekere grens aan hoe groot integers kunnen worden, maar voor de meeste toepassingen kom je nooit aan die grenzen toe.
Gebruik geen scheidingstekens tussen de veelvouden van 1000 om ze leesbaarder te maken. Je
moet het getal 1 miljard dus schrijven als 1000000000
.
Floats zijn reële getallen (decimale getallen). Ook een float is begrensd,
maar ook hier is het onwaarschijnlijk dat je ooit de maximale grootte bereikt.
Merk op dat je in Python een punt moet gebruiken als decimaal-scheidingsteken,
en geen komma. Bijvoorbeeld, 3.14159265
.
13
is een integer. Wil je dat dit getal een float is, dan kan je dat doen door
er .0
achter te zetten. 13.0
is een float. Beide getallen geven dezelfde waarde weer.
Opmerking: kies altijd voor het meest gepaste data type!. Kies dus niet voor een float als je een integer nodig hebt; een float neemt immers meer geheugen in.