Opdracht

In deze oefening maak je een syntheseoefening waarin we verschillende leerstofonderdelen combineren. De console-applicatie laat de gebruiker de oppervlak en de omtrek berekenen van een vierkant, rechthoek of cirkel.

Bij het opstarten toont de applicatie een keuzemenu aan de gebruiker. De gebruiker kan de figuur kiezen door een getal tussen 1 en 3 in te geven.

Afhankelijk van de keuze van de gebruiker vraag je de ontbrekende gegevens en bereken je het oppervlak en de omtrek van de figuur. Je rond deze waardes af op 2 decimalen

Instructies

Bereken de omtrek en oppervlakte van een vorm
1. Vierkant
2. Rechthoek
3. Cirkel
Voer het nummer van de vorm in waarvan u de omtrek en oppervlakte wilt berekenen:
[invoer]
//afhankelijk van de invoer
    //Vierkant
    Geef de zijde van het vierkant in:
    //Rechthoek
    Geef de lengte van de rechthoek in:
    Geef de breedte van de rechthoek in:
    //Cirkel
    Geef de straal van de cirkel in:
//resultaat tonen
De omtrek van de vorm is [omtrek]
De oppervlakte van de vorm is [oppervlakte]