Een gebruiker wil een alarm instellen die een aantal uren en minuten later moet afgaan. Daarvoor geeft de gebruiker eerst de huidige tijd in.

Schrijf een programma dat eerst de huidige tijd inleest. De invoer komt op twee regels. De eerste regel bevat de uren (een geheel getal \(u\) met \(0≤u≤23\)) en de tweede regel bevat de minuten (een geheel getal \(m\) met \(0≤m≤59\)) die de klok momenteel weergeeft. Daarna geeft de gebruiker in over hoeveel tijd het alarm moet afgaan. Ook hier komt de invoer op twee regels. De derde en de vierde regel bevatten respectievelijk de uren (een geheel getal \(u\) met \(0≤u_1≤23\)) en de minuten (een geheel getal \(m\) met \(0≤m_1≤59\)) die er bij opgeteld moeten worden worden.

Bereken hieruit het juiste uur voor de wekker. Het antwoord wordt getoond in de vorm van {uur}:{minuten} (zoals 24-uursklok dus). Voorzie voorloopnullen bij de uitvoer.

Een digitale wekker die de tijd weergeeft als een 24-uursklok en die momenteel is ingesteld op 23:58.

Voorbeeld

De klokt toont 20:30. Het alarm moet 5 uur en 35 minuten later afgaan. Hoe laat is het als het alarm afgaat?

Om dit voorbeeld te testen lees je de getallen 20 30 5 35 in op afzonderlijke regels.

>>> main()
02:05

Tips

Gebruik if/else om de 0 vooraan toe te voegen, of bekijk de print-tips1.