Introductie Je krijgt twee getallen a en b als input.
Deze getallen vormen de eerste twee termen van een Fibonacci-reeks.

De Fibonacci-reeks werkt volgens de volgende regel:
F(n) = F(n-1) + F(n-2)

Zo krijg je volgende reeks:
1 1 2 3 5 8 13 21 34 55 89

Jouw programma moet de volgende 5 getallen printen

input:
\(A \in \mathbb{N}\)
\(B \in \mathbb{N}\)

output:
\(C \in \mathbb{N}\)
\(D \in \mathbb{N}\)
\(E \in \mathbb{N}\)
\(F \in \mathbb{N}\)
\(G \in \mathbb{N}\)

Voorbeeld

input:
1
1
Output:
De volgende 5 getallen zijn: 2, 3, 5, 8, 13
input:
8
13
Output:
De volgende 5 getallen zijn: 21, 34, 55, 89, 144